De totaal uit de hand gelopen schuldencreatie
vraagt niet alleen om het terugdringen van schulden maar vooral
om op die schulden af te schrijven. Dat proces heet domweg
schuldsanering. Tevens zou men hiervoor niet langer de
belastingbetaler moeten laten opdraaien maar degenen die deze
schulden (waaronder met name de banken) hebben gefinancierd,
onder vrijwaring van de pensioenfondsen. Tot dusver hebben we
met onze financiële ingrepen weliswaar de pijngrens weten te
verleggen, maar eens zal die pijnbarrière toch genomen moeten
worden.
Hoe dichtbij dat “eens” is, weten we nog niet.
Wel dat hiermee een ander tijdperk zal worden ingeluid. Een
tijdperk waarin een degelijk financieel beleid zal zijn vereist
onder degelijke internationale afspraken en vooral onder
degelijke en betrouwbare uitvoerders. Je kunt een beleid nog zou
goed uitstippelen maar het komt altijd weer neer op de
uitvoering ervan. Nu de gehele wereld als het ware economisch
aan elkaar is gekoppeld, dient een mondiaal stringent en
consistent beleid meer dan ooit als baken van rust op de
internationale kapitaalmarkten.
‘Gold, Peace and Property’
Dit ter inleiding van een onlangs gepubliceerd
essay van Republikeins Congreslid Ron Paul, één van de weinige
kritische volgers binnen het Congres van het huidige monetaire
beleid. In dit essay getiteld ‘Gold, Peace and Property’
breekt hij een lans brak voor een Gouden Standaard “nieuwe
stijl”. Een dergelijke standaard zou in de eerste plaats
rigoureus moeten afrekenen met de vermaledijde ‘boom-bust’
cyclus, zoals we die al zo dikwijls hebben mogen meemaken.
De Russische econoom Kondratieff heeft hieraan onder Stalin zijn
cyclustheorie ontleend. Volkomen ten onrechte werd hierover in
het Westen veel geschamperd. Immers, wat wist een Russisch
econoom onder het communisme nu van het westerse kapitalisme?
Het heeft meer dan tachtig jaar geduurd voordat zijn
cyclustheorie definitief werd getoetst.
In concreto zou deze nieuwe standaard moeten
dienen voor het binnen vooraf vastgelegde marges in stand houden
van de valutawaarde. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats
voor de belangrijkste handelsvaluta’s met de dollar voorop
waarin nog steeds 80% van de wereldhandel plaats vindt. De
afspraken van het Stabiliteitspact van Maastricht (euro) zouden
als ‘lichtend voorbeeld’ kunnen dienen maar dan ingelegd met een
bekwaam toezichtsorgaan dat harde sancties kan toepassen op een
regering die in de fout mocht gaan. Voorts zouden de eigen
goudreserves (de vraag is evenwel hoeveel goudstaafjes er nog in
de kelders van de centrale banken liggen) als onderpand moeten
dienen. Hierover bestaat vreemd genoeg geen
publicatieverplichting meer, terwijl het toch het goud van de
belastingbetaler betreft.
Opmerkelijk was voorts dat Paul het Congres in
dit zelfde kader betichtte van gebrek aan verantwoordelijkheid
met betrekking tot de intussen onbeheersbare monetaire situatie.
Ook houdt hij het Congres verantwoordelijk voor de verwachte
inflatie. Die legt hij niet neer bij zondebokken als de OPEC of
de vakbonden.
Voorts refereerde Paul aan de Burgeroorlog in de
V.S. ten tijde waarvan een Continentale papierdollar
aanvankelijk één gouddollar waard was. Niet veel later bleek de
verhouding al één op 1.000 Continentale dollars te liggen. Het
meest bekende voorbeeld van een onstuitbare geldpers in een
recenter verleden was natuurlijk de Weimar Republiek die na WO I
ontstond. Bij de vrede van Versailles in 1919 was bepaald dat er
herstelbetalingen moesten plaats vinden met name aan Engeland en
Frankrijk, zowel “in natura” als “in pecunia”. De hoogte van die
betalingen was dermate exorbitant dat die niet op te hoesten
waren anders dan middels de geldpers. Daarop ontstond
hyperinflatie waarbij het goud onbetaalbaar werd. De Duitsers
hebben van deze verarming een groter trauma opgelopen dan van de
verloren oorlogen. Het zal niet verbazen indien er juist vanuit
deze hoek een nieuwe wind zal opsteken.
Paul had natuurlijk ook kunnen wijzen op de val
van het Perzische, Romeinse en Byzantijnse Rijk die alle op
soortgelijke wijze ten onder zijn gegaan, opvallend genoeg met
een interval van een slordige 800 jaar. Intussen zijn er -
toeval of niet - opnieuw 800 jaar verstreken.
Vervolgens haalde Paul de Gold Reserve Act uit
1934 aan die door Roosevelt werd uitgevaardigd om een eind te
maken aan de zgn. gouden munt standaard en iedereen verplichtte
z’n goud in te leveren. Daarop werd een nieuwe gouden (bullion)
standaard afgekondigd middels een goudkoppeling in de verhouding
van een troy ounce met een tegenwaarde van 35 dollar (was $21).
In deze nieuwe verhouding werd de munt met tweederde
gedevalueerd, hetgeen de ernst van de situatie onderstreepte.
In die tijd gold de Amerikaanse economie nog
goeddeels als autarkisch. Dat wil zeggen dat men veelal
consumeerde wat er werd geproduceerd. Men was met andere woorden
veel minder afhankelijk van import en export. Bovendien gold
Amerika toen nog als het grootste crediteurenland. Thans is het
het grootste debiteurenland en komt alleen al meer dan 60% van
de olieconsumptie voor rekening van de import met een totaal van
ruim 37 miljard vaten per jaar. Stel je voor dat de olieprijs
als gevolg van een definitieve ban op offshore drilling verder
gaat oplopen. Ook dat gaat koopkracht kosten en zal de pijn bij
het invoeren van een nieuw monetair systeem vergroten.
Voornamelijk bij een gebrek aan politieke wil wordt er
vooralsnog binnen een totaal verziekt systeem maar doorgemodderd
totdat de wal het schip kennelijk vanzelf moet keren.
Nog ten tijde van WO II in 1944 werd er een
poging gedaan om de inflatie voorgoed uit te bannen middels
afspraken in het akkoord van Bretton Woods. Paul sprak hier van
een internationaal Federal Reserve System dat in 1971 zoals
bekend een zachte dood is gestorven.
De oorlogsdreiging vanuit de Sovjet-Unie alsmede
de oorlog in Vietnam met ook toen al grote (defensie)tekorten
gooiden roet in het eten met als gevolg dat Nixon op 15
augustus 1971 besloot om het goudluik van Bretton Woods te
sluiten. Tot die tijd was de dollar nog aan het goud gekoppeld.
Andere munten waren op hun beurt weer aan de dollar gekoppeld
zodat er nog steeds in goud kon worden omgewisseld. Na deze
fatale datum brak de periode van ‘managed’ fiatgeld aan.
Dat heeft er in geresulteerd dat de waarde van het goud in
dollars uitgedrukt intussen is vervijfendertigvoudigd, de CPI
(inflatie-index) met meer dan 90% is opgelopen en het
handelstekort met 1150% is gestegen. Als gevolg hiervan
verklaart Paul de dollar “voor dood”! De euro heeft het in de
korte tijd van haar bestaan in wezen relatief nog slechter
gedaan. Deze heeft in goud uitgedrukt al tweederde van haar
koopkracht verloren zien gaan.
Paul beschouwt de “dood” van de dollar tevens als
een ‘opportunity’, een nieuwe kans.
Hij zegt letterlijk: ‘the time is ripe for the institution of
a trustworthy monetary system. It’s not at all difficult. The
way to stop inflation is to stop inflating the money supply’
(de tijd is rijp voor de vestiging van een betrouwbaar monetair
system. Dat is helemaal niet moeilijk. Om de inflatie te
stoppen moet je ophouden met het opblazen van de
geldhoeveelheid). Paul gaf tevens aan waarom politici en
bankiers juist voor inflatie kiezen. Hiermee kunnen immers
“leuke” dingen voor de mensen worden gedaan zonder dat de
belastingen omhoog hoeven. Bovendien streelt dit hun hang naar
macht en populariteit. De centrale bank is daartoe het ideale
hulpstuk. Door dit instituut af te schaffen creëer je pas echte
“legitieme verhoudingen” als wezenlijk onderdeel van een stabiel
geldverkeer.
Hier en daar zie je nu in de V.S. buiten de zgn.
tea parties – iets meer geprononceerd – tekenen van enige
oppositie. Zolang het hierbij blijft zal men er in het Witte
Huis noch op Wall Street wakker van liggen.
|